Mark Rietmeijer
Beeldhouwer, Steenhouwer, Filosofie, Kunstgeschiedenis
Mark Rietmeijer: beeldhouwer, steenhouwer en filosoof, kunstgeschiedenis

Publicaties Kunstgeschiedenis

Korte inleiding in de geschiedenis van de moderne westerse beeldhouwkunst.

De centrale vraag luidt: wat is er nu toch zo heel specifiek met de beeldhouwkunst in de 20ste eeuw gebeurd, waardoor die zich zozeer van alle voorgaande eeuwen onderscheidt?

Welnu, eerst kwamen de Grieken en hun goden aan bod, toen God en de Bijbel en daarna eeuwen van heroïek en sentimentaliteit, verheerlijking van heldenmoed en burgerzin en overige vormen van theatraal chauvinisme - ziehier de belangrijkste historische motieven tot het maken van een beeld op een kluitje.

Auguste Rodin. The Three ShadesMet het vroege oeuvre van Auguste Rodin echter komt het beeld voor het eerst van zijn sokkel en tot leven op een manier die sinds Bernini niet meer is tentoon gesteld, hetgeen kan worden gezien als een ruimtelijke metafoor voor een allereerste aantasting van de destijds heersende traditionele, classicistische, academische opvattingen over de beeldhouwkunst.
Nadat het beeld van zijn voetstuk kwam is het nog lange tijd het beeld van een mens gebleven. Maar onder invloed van de schilderkunst (im- en expressionisme) is eerst in het oppervlak van dit mensbeeld ingegrepen (Auguste Rodin) en vervolgens in de binnenkant, de massa en het volume (Pablo Picasso – analytisch en synthetisch kubisme).
Deze ingrepen doen de (formele) abstractie ontstaan, hoewel er nog lange tijd verwijzingen naar een herkenbare werkelijkheid aanwezig blijven. Voorts is het beeld uit zijn (neo)gothische, verticale positie gekomen en gaat in allerlei horizontale en diagonale richtingen nieuwe, autonome relaties met de omringende ruimte aan – een vloer of wand van een galerie of museum (minimal art), de buitenruimte van een park of landschap (landscape-art) en de inrichting van een plein (environmental art).
Schilder- en beeldhouwkunst beginnen zich te vermengen (polychromie), talloze materiaalexperimenten vinden plaats, nieuwe materialen worden op grote schaal toegepast waaruit een geheel nieuwe vormentaal ontstaat. IJzer, glas, jute, touw, plastic, polyester, formica, papier, hout, verf, rubber, bakeliet, klokgelui en vogelveertjes, kunststoffen, kadavers, hard discs, kortom: alles wordt in de beeldende kunst gebruikt en het daarin voorheen beperkte scala van technieken (hakken, boetseren en gieten) wordt in de 20ste eeuw uitgebreid met groeperen, arrangeren, componeren, assembleren en construeren (objets-trouveés, readymades, collage- en lastechniek).

Met andere woorden: de vraag naar de verhouding tussen binnen- en buitenkant van het kunstwerk (hoe verhouden zich massa, volume en vorm tot het oppervlak?) komt voor het eerst formeel ter discussie te staan. Maar niet alleen de materiële en formele aspecten van de moderne kunst komen in de 20ste eeuw op de helling, ook de immateriële, geestelijke en spirituele referenties van het kunstwerk worden zwaar ter discussie gesteld.

Waar in alle voorgaande eeuwen de vraag naar de betekenis van een kunstwerk gemakkelijk beantwoordbaar is, zien wij in de 20ste eeuw dat kunst niet meer poogt om betekenissen te vangen, maar om die daarentegen slechts heel even aan te raken, zij wijst naar impressies en ideeën, naar gedachten en opvattingen, naar zienswijzen en associatiemogelijkheden, i.p.v nog langer eeuwige waarheden uit te willen dragen.

Er is opzettelijk niet langer sprake van slechts één, maar van juist méérdere betekenissen (‘gelaagdheid’).
Ook spreekt de moderne kunst zich méér dan ooit uit over haar eigen voortbrengsels, dus over de kunst zélf. De kunst kijkt in deBruce Nauman Green light corridor. moderne, beeldende kunst. spiegel van haar verleden en heden en creëert daaruit haar eigen toekomst, door te reageren op wat zij in die spiegel ziet ( epigonisme, citationisme, eclecticisme).
De moderne kunst is zich gaan bezighouden met de toeschouwer: hoe kijkt die en hoe zijn diens waarnemingsprocessen middels het kunstwerk zichtbaar, bewust en beïnvloedbaar te maken ? (Joseph Beuys, Bruce Naumann).
Voorts is de moderne kunstenaar zich gaan bekommeren om het presenteren van zichzelf (Jeff Koons) en is de gehele tentoonstelling op zich een kunstwerk geworden (Documenta 1998).
En tenslotte zijn er in de moderne kunst méér dan ooit vragen gesteld over haar inhoud, vorm en functie ten behoeve van alle burgers in hun persoonlijke, maatschappelijke, politieke en sociale omstandighedent.

Kortom: In de 20ste eeuw hebben zich in de wereld van de beeldende kunsten enkele veranderingen voorgedaan, zoals de al door Hegel voorspelde conceptuele annex postmoderne explosie die in de kunst na 1960 doorklinkt. Anno 2005 bestaat in de wereld van de beeldende kunsten zelfs opnieuw consensus over een retour naar het figuratieve en het expressieve en lijkt ook de mimesis (nabootsing) te herleven.
Maar de meeste steenhouwers beperken zich tot het formele en het esthetische, d.i. de wereld van de zuivere vorm en de schoonheid die daarin valt te ontdekken en tot leven te wekken!

Mark Rietmeijer ©2005

Mark Rietmeijer: beeldhouwer, steenhouwer en filosoof, kunstgeschiedenis
Mark Rietmeijer

Email

 

Sitemap